Vorige week schreven we een au-verhaal. Zo weten we welke woorden met een au worden geschreven. Hier is ons verhaal:
Er was eens een pauw in een auto.
Hij kauwt op kauwgom. Plots botst de pauw tegen een astronaut. De astronaut is flauw en zegt auw, want hij heeft een blauwe plek. De astronaut neemt gauw zijn raket naar de ruimte. Daar komt hij een ruimtewezen tegen. Dat ruimtewezen lust rauw vlees met saus. Hij eet de astronaut op.
Alleen de pauw en het ruimtewezen leefden nog lang en gelukkig.
Dit is het woordpakket van deze week:
Woorden met au:
saus, pauw, flauw, blauw, auto, rauw, kauwen.
Woorden met ou:
jou, zou, fout, hout, koud, vrouw, zout
Geen opmerkingen:
Een reactie posten